Het Engels is al jarenlang onze tweede taal. Dat krijg je als het taalgebied van onze eigen taal zeer beperkt is met 24 miljoen sprekers verdeeld over 3 landen en we ook nog eens een handelsvolk zijn. Optimistisch gezien behoren we nog wel tot de 40 meest-gesproken talen. En dat komt omdat er ongeveer 6000 talen zijn. Veel Nederlanders spreken Nederlands naast hun dialect of regionale taal.
En dan is er het Engels. In de jaren zestig en zeventig werden veel Engelse en Amerikaanse TV producties ondertiteld getoond op de nationale televisie. Daarmee werden we al meer vertrouwd met het Engels. En vanaf de jaren 80 is Engels nog veel belangrijker geworden, omdat de informatiemaatschappij werd gevoed door de grote Amerikaanse techgiganten. Zonder Engels kom je niet ver in de computertalen hedendaags. Op zich is er wel wat te zeggen om een universele taal te hanteren. Internationaal kun je zo drempelloos kennis uitwisselen en het is net als met muzieknoten. Als iedereen ter wereld dezelfde schrijfwijze gebruikt, kan elke muzikant de partituur lezen.
Binnen computertalen gaat het eigenlijk meer over begrippen en beschrijven van stapjes. Dat is geen taal waarbij verschillende interpretaties mogelijk zijn. Dat is zelfs niet wenselijk. Is het dan eigenlijk wel een taal, of een vertaald begrippenkader? Ik denk het laatste. Moet je goed Engels kunnen om te programmeren? Iets van een taalgevoel zal zeker helpen, maar eigenlijk is logisch denkvermogen hierbij veel belangrijker dan taalkunst.
Het Engels rukt dus steeds verder op. Zeker nu met sociale media zowat elke eigenaar van een smartphone of tablet deelgenoot is geworden van een internationaal gezelschap. Scholen gaan hierop in. Al dik tien jaar is een TTO (tweetalig onderwijs) een optie op de middelbare scholen voor meestal HAVO/VWO. Voor die HAVO/VWO scholen moeten minimaal 50% van de lessen in de ‘vreemde taal’ worden gegeven. Dat is meestal Engels. De docenten krijgen een speciale opleiding om les te kunnen geven in de tweede taal. Voordeel voor de leerlingen is dat de leerlingen ook internationale activiteiten krijgen aangeboden in de vorm van taalreizen, workshops of uitwisselingsprogramma’s. Daarnaast mag het tweetalig onderwijs eigenlijk niet ten koste gaan van de ontwikkeling van het Nederlands. Het verzwaart het middelbare school pakket behoorlijk en het is bovendien alleen weggelegd voor de bollebozen op school.
Maar wat is de kwaliteit van het Engels als zowel de zender als de ontvanger hun boodschappen uitwisselen in hun niet-primaire taal? Er gaan zeker nuances verloren en de vraag is of dat geen geweld doet aan het curriculum. Bovendien blijkt de kwaliteit van het Engels zeer matig. Vaak worden woorden verkeerd gebruikt, omdat ze in onze taal een andere betekenis hebben; men spreekt Dunglish, een wonderlijke samenvoeging van Engels en Nederlands. Luister maar eens naar Nederlandse voetbaltrainers in het buitenland. Die spreken dit perfect. Het nadeel van de nadruk op deze tweede taal is dat het Nederlands doorspekt wordt met Engelse termen, vooral bij nieuwe begrippen. Soms zijn er niet eens Nederlandse varianten van woorden bedacht, al verdenk ik sommige Vlaamse taalpuristen dat ze daar zeker wel op zoek naar gaan.
Kom je in de grote stad, dan blijkt zowat de voertaal Engels te zijn. Vaak kun je in het Nederlands niet eens je bestelling doen in een café of restaurant. De uitbater maakt het niets uit. De gemiddelde Nederlander met zijn steenkolen-Engels kan echt nog wel een bestelling plaatsen en het is fijn dat buitenlandse gasten en toeristen gewoon iets kunnen bestellen zonder over te moeten schakelen op dat onmogelijke Nederlands. Een buitenlandse student als ober is dus een uitkomst.
Waar het geheel uit de bocht is gevlogen is bij het hoger onderwijs. Engels is daar veelal de voertaal en bijna alle lessen worden in het Engels gegeven of zijn de boeken in het Engels. Massaal stromen buitenlandse en internationale studenten naar Nederland om een opleiding te volgen. Met 115.000 buitenlandse studenten is dat de totale bevolking van een behoorlijke provinciestad. Minister Dijkgraaf, ooit directeur van een belangrijke universiteit in de Verenigde Staten, vindt dit zelfs te gek en erkent de ontsporing. Voor de buitenlandse studenten is het interessant, vanwege de studiefinanciering die ze krijgen en dat het onderwijs in het Engels is. Ook omdat ze hiermee internationale ervaring opdoen.
Voor de universiteiten en hogescholen is het zeker interessant, omdat ze meer verdienen aan buitenlandse studenten en het een verdienmodel is geworden. Voor Nederland is het echter een ramp. Opleidingen met culturele verwijzingen naar ons eigen land zijn voor buitenlandse toeristen niet interessant en typisch Nederlandse zaken verdwijnen uit het curriculum, waardoor er een soort globaal onderwijs wordt genoten. Wie is in hemelsnaam Willem de Zwijger? En waarom zouden we nog Nederlands of Fries doceren? De studenten moeten ook ergens wonen. Het aanbod is schaars. Vaak zijn ze thuis bemiddeld en concurreren onze Nederlandse studenten weg uit de studentenwoningen doordat ze veel meer huur kunnen betalen.
Huiseigenaren drijven bij een dergelijk overspannen aanbod de huren op. En wat levert nu zo’n buitenlandse student de Nederlandse samenleving op? Niets. Na zijn of haar studie vertrekt deze weer naar het thuisland om daar de opgedane kennis in te zetten. Zeker omdat de buitenlandse student het Nederlands niet beheerst als de lessen in het Engels worden gegeven, is er ook geen prikkel om in Nederland te blijven. Hebben we hierin in ons volle land een hoop geïnvesteerd en blijkt het slechts een exportartikel te zijn.
Dijkgraaf erkent het probleem maar laat het vooral aan de scholen zelf over om er iets aan te doen. Zolang er goed wordt verdiend aan dit onderwijs aan buitenlanders zal de sector echt niet zo hard gaan rennen. En in een demissionair kabinet kan Dijkgraaf ook niet echt sturend zijn. We zijn hier mooi klaar mee. I think I have to finish in Dunglish, because otherwise the foreign students don’t snap anything of my column. Bye, bye!