Column: Push door Rinus Krijnen

Onze maatschappij dringt ons hoe langer hoe meer van alles op met als gevolg burnouts en ongelukkige en opgejaagde mensen. In deze column kun je lezen wat Rinus hierover te zeggen heeft.

Natuurlijk was niet alles beter in het verleden. Maar één ding was zeker wel beter: we waren lang niet zo opgejaagd als nu. Geen e-mails, bijna geen telefoons en zeker geen mobieltjes, geen internet, niet overal camera’s en geen sociale media. Ik heb het over minder dan 40 jaar geleden. In mijn jonge jaren kon je jezelf nog min of meer onzichtbaar maken. Men zat niet constant in je nek met allerlei gedoe.

Neem nu een café. Vroeger kon je met je krantje in een hoekje gaan zitten, een kop koffie bestellen en hier een halve dag ongestoord je eigen gang gaan. De huidige generatie hospitalitymedewerkers - zoals men deze onterecht noemt- gaan, onder druk van hun bazen, jou bij de laatste slok die je neemt, lastigvallen of je nog een kopje wil. Als je nee zegt, ligt de rekening al voor je neus en wijst men al naar de deur. Vreselijk irritant, je lichaam is geen motor die op koffie loopt en blijkbaar is omzet belangrijker dan gastvrijheid. Ik kende deze gewoonte al uit de Verenigde Staten, waarover ik me destijds al erg verbaasde, maar dit is dus nu definitief overgewaaid.

Irritant is ook het continu hengelen naar feedback, terugkoppeling. Zo gauw een bedrijf jou digitaal kan opsporen omdat je een dienst of product hebt afgenomen, krijg je een bericht via mail of app dat het voor het bedrijf belangrijk is dat je -een liefst goede- recensie geeft. Het ergste is dat de aankoop in drie klikken is gebeurd, maar dat je een kwartier lang de meest onzinnige vragen moet beantwoorden over triviale onderwerpen of de receptioniste vriendelijk was. Dat hoef je mij niet te vragen; dat is een kernkwaliteit van de taak en dat kan de werkgever prima zelf beoordelen. De AVG verbiedt dit soort acties niet, omdat er een leverancier-/klantrelatie is en ze je nog daarom een lange tijd mogen stalken. Dat vind ik heel jammer.

Goede doelen zijn zowat het ergste. Geef je trouw een maandelijkse of jaarlijkse donatie, dan word je minimaal eens in de twee jaar gebeld op de meest onmogelijke tijdstippen. Dan krijg je eerst van het ingehuurde marketingbureau een ellenlange verhandeling te horen over de noodzaak van het goede doel. Dat hoef je mij niet te vertellen, ik betaal namelijk al aan dit doel en weet best waar ik mijn geld aan uitgeef. En dan komt het bedelen: verhogen van het bedrag of de frequentie. Ik ben eigenlijk al direct pissig als ik zo’n ingehuurde Truus aan de lijn krijg. Ik ben geneigd direct op te hangen, maar dat helpt niet. Het is net onkruid; de volgende dag bellen ze terug. Inmiddels laat ik na het gesprek het bandje afdraaien waarin je kan aangeven niet meer benaderd te willen worden en kies ik er steevast voor om hierop in te gaan. Niet dat ik het goede doel niets gun, maar ik wil zelf bepalen wanneer en hoeveel ik geld geef. In bijna alle gevallen heb ik de neiging om het goede doel de rug toe te keren.

Vroeger kreeg je brieven en kladjes in je fysieke in-bakje op je werk, of thuis via de brievenbus. Nu barsten je e-mail en What’s Apptijdlijnen dagelijks al uit zijn voegen met voornamelijk onzin, maar ook met veel vragen. Iedereen moet wat van je. Het aantal vragen/prikkels is minimaal 25 keer hoger dan vroeger. En dan de sociale media. Om de haverklap verschijnen pop-ups met dat er berichten klaar staan, die je zeker moet lezen. En scroll je door die media, dan blijkt dat je deels door je eigen gedrag in een bubbel bent gemanoeuvreerd en je erg eenzijdige berichten ontvangt waarop je niet zit te wachten.

Waarom beslissen anderen over wat ik moet doen? We zijn in een ‘push’-maatschappij terecht gekomen. Via allerlei kanalen wil men zich aan je opdringen, waarbij het doel altijd hetzelfde is: men wil je verleiden, beïnvloeden en vooral aan je verdienen.

​Als je hier enigszins gevoelig voor bent raak je zwaar overprikkeld. Vooral jonge mensen kunnen het kaf vaak nog niet van het koren scheiden en raken hiervan in de stress, waarbij dit zelfs kan leiden tot zelfdoding. Men ziet geen oplossing meer, omdat men het leven niet meer kan overzien. De belangrijkste brenger van al deze ellende is je smartphone. Te pas en te onpas meldt het apparaat zich en ben je afgeleid, met soms levensgevaarlijke gevolgen, bijvoorbeeld in het verkeer. Je moet al een halve techneut zijn om allerlei pushmeldingen uit te zetten om dit te beteugelen. En vooral het aangekweekte fear-of- missing-out (fomo)-effect -het gevoel dat je iets misloopt of niet weet-, jaagt de moderne mens nog meer op. We kunnen echter niet meer zonder smartphone. De tijd dat het apparaat een telefoon was ligt al ver achter ons. Het is inmiddels je archief, je vraagbaak, je verstrooiing, je informatiebron en vooral het apparaat wat je vertelt wat je nu moet doen. En doe je niet mee aan deze ratrace, dan ben je een outcast of zonderling en doe je er ook niet toe.

Veelzeggend is ook dat men nu een richtlijn heeft afgesproken dat het leerlingen en studenten wordt verboden een smartphone in de klas te gebruiken. Het feit dat een schoolbestuur of leraar blijkbaar onvoldoende invloed heeft om dit gewoon zelf te regelen, zegt al iets hoe men inmiddels is verslaafd aan dit apparaat.

Onze eigen evolutie gaat niet zo snel als de technische ‘vooruitgang’. Ik kan me ook niet voorstellen dat we ooit zodanig evolueren dat we altijd 100% aan willen staan. Ik zie een hoop ellende om me heen doordat mensen worden opgejaagd. Ik voel het ook bij mijzelf. De noodsprong voor een richtlijn of wet tegen smartphones is echter een nederlaag van ons menselijk handelen.

Terug dan naar de pull-maatschappij? Je neemt zelf initiatief als je zelf hebt besloten iets te doen of te kopen naar aanleiding van behoeften die van binnenuit komen. Ik vrees dat deze utopie inmiddels achter ons ligt. Ben ik nu een boomer?